Rond het begin van onze jaartelling schreef Ovidius over Pygmalion, een beeldhouwer die een wit, ivoren beeld maakte van een mooie, jonge vrouw waar hij hevig verliefd op werd. Hij bad de goden dat zij hem deze vrouw gaven en Venus vervulde zijn wens. Het beeld kwam onder zijn lippen en omhelzingen tot leven en ze leefden waarschijnlijk nog lang en gelukkig.
De kern van dit
verhaal is dat het beeld dat in jezelf leeft werkelijkheid wordt. Je
verwachtingen komen uit. In 1968 beschreven Rosenthal en Jacobson het onderzoek ‘Pygmalion in the classroom’. Op een
lagere school in California deden alle leerlingen een IQ test. De leraren
kregen de uitslagen niet te zien. Hen werd verteld dat van zo’n 20 % van de leerlingen veel
verwacht kon worden. De leraren kregen de namen van deze kinderen te horen.
Deze namen waren echter willekeurig gekozen, ze stonden los van de resultaten
van de IQ test.
Aan het eind van het onderzoek werd dezelfde IQ test gebruikt. Wat bleek? Met
name bij de jongste kinderen werd heel duidelijk zichtbaar wie tot de
zogenaamde veelbelovende groep had gehoord. De leerlingen waarvan de leraren dachten dat ze veelbelovend waren, scoorden significant hoger. De verwachtingen
van de leraren werden een self-fulfilling
prophecy, ze kwamen uit: het Pygmalion effect, ook wel het ‘observer-expectancy effect.
Aan het eind van het onderzoek werd dezelfde IQ test gebruikt. Wat bleek? Met
name bij de jongste kinderen werd heel duidelijk zichtbaar wie tot de
zogenaamde veelbelovende groep had gehoord. De leerlingen waarvan de leraren dachten dat ze veelbelovend waren, scoorden significant hoger. De verwachtingen
van de leraren werden een self-fulfilling
prophecy, ze kwamen uit: het Pygmalion effect, ook wel het ‘observer-expectancy effect.
Het beeld dat de leerkracht heeft, blijkt meer voorspellende waarde te hebben dan IQ-scores, de thuissituatie of eerder vertoond gedrag. Het referentiekader van de docent werkt als een filter. Het bepaalt zijn aanpak, wat hij ziet en hoe hij reageert. Zijn verwachtingen kleuren zijn waarneming en interpretatie. Maar ze hebben ook effect op de leerlingen. Doordat de leraar een bepaalde verwachting uitstraalt en ander gedrag vertoont, wordt de leerling gestimuleerd gedrag te vertonen dat overeenstemt met deze verwachting. De leraar let daarbij op de signalen die zijn beeld bevestigen (confirmatieneiging) en stimuleert dit gedrag waardoor dit nog meer bekrachtigd wordt.
De lichaamstaal van
de leraar is bemoedigender naar de leerlingen waarvan hij
denkt dat deze intelligent, veelbelovend en bekwaam zijn, hij is toleranter naar hen. Bij de leerlingen die (willekeurig) als dom en lastig worden bestempeld, reageert zo'n leraar eerder kortaf, geïrriteerd en ongeïnteresseerd, wat natuurlijk effect heeft op de reactie van het kinderen. Die gedragen zich ook zoals van ze verwacht wordt.
Inmiddels mogen deze
onderzoeken niet meer omdat ze schadelijk zijn voor de kinderen.
Maar stel je eens de
volgende twee situaties voor:
Situatie 1: Je krijgt continu te
horen dat je niets kan, ze vinden je lui of juist te druk, nergens goed voor, een hopeloos geval. Als
je iets doet, wordt er gezegd: 'Nee, doe maar niet, dat kun je toch niet, laat
maar.'
Situatie 2: Je krijgt continu te
horen dat je leuk en aardig bent, ze vinden je intelligent en waarderen je prestaties. Als je iets doet, wordt er gezegd: 'Wat doe je dat goed, zie je wel dat je het kan.'
Ga eens na wat voor effect het kan hebben als je vertrouwen uitspreekt en uitstraalt naar jezelf en naar een ander. Het beeld dat je voor ogen hebt kan zomaar ineens tot leven komen!