woensdag 21 november 2018

Stilte bij weerstand

Bij elke training of rollenspel leer ik zelf ook weer bij. Zo werd ik er laatst weer aan herinnerd hoe krachtig stilte kan zijn.
Ik deed een aantal rollenspelen in de kinderopvang. Het ging over omgaan met weerstand van ouders. De vertrouwde principes als 'Laat OMA thuis' (Overtuigingen, Meningen, Aannames) en 'Communiceer als een OEN' (Open, Eerlijk, Nieuwsgierig) waren in de praktijk al toegepast en men was wildenthousiast.
Toch ging men bij het oefenen weer veelvuldig in de 'fout'. Bij voorbaat ging men ervan uit dat de ouder moeilijk zou doen en dat het een lastig gesprek zou worden (OMA). Men vergaarde munitie om op de ouder af te vuren uit verdediging of om deze te overtuigen van het eigen gelijk. Begrijpelijk, maar niet handig.
Na een aantal 'welles-nietes' discussies, kwam er inzicht. Het ging niet om het winnen, maar om het meedenken met de ander, de ander aan het woord laten, luisteren naar wat hij zegt, denkt en voelt. Om pas daarna je eigen mening, gevoel of standpunt aan te geven en er samen uit te komen. Het JIJ-IK-WIJ principe.
Dit werd prachtig gedemonstreerd door een van de pedagogisch medewerksters. Ze maakte oogcontact, stelde open vragen, luisterde belangstellend, knikte, humde, vroeg of ze het goed begreep en .... was stil. Dit was zo krachtig dat ik, die toch zo graag moeilijk doet als het kan, geraakt werd en kon vertellen wat me nu werkelijk dwars zat (in mijn rol).
Door de stilte kreeg de gesprekspartner, ik in dit geval, de ruimte om te zeggen wat me nu echt van het hart moest. Door niet in strijd te gaan, maar even stil te zijn en oprecht te luisteren, kwamen we naar elkaar toe. Weerstand verdween toen de stilte verscheen.

donderdag 18 oktober 2018

The F-word: de grote angst van IT managers

Je verwacht eigenlijk dat vooroordelen ontkracht worden. Soms blijken ze hardnekkig waar. Ik deed laatst een aantal rollenspelen bij een groot IT-bedrijf. Het was in het Engels omdat de deelnemers uit verschillende landen kwamen. Ze konden hun eigen casus inbrengen. 
Een van de deelnemers vertelde in het voorgesprek over te strakke deadlines, een te krap budget, onmogelijke eisen en een voortdurend blussen van brandjes omdat er geen tijd was grote aanpassingen te verrichten. Hij liep rood aan en kneep zijn hand tot een vuist toen hij uitlegde waar het over ging. De frustratie kwam bijna als stoom uit zijn oren. 
In het gesprek met zijn leidinggevende dat we vervolgens oefenden, lukte het hem echter niet om enige urgentie te leggen in zijn argumenten voor meer budget en tijd. Toen ik, in mijn rol als zijn leidinggevende, doorvroeg waarom dit zo belangrijk voor hem was en wat dit met hem deed, gaf hij aan dat het allemaal wel meeviel. Hij redde zich wel. Het deed hem niets.
De boodschap kwam hierdoor niet aan. Ik kon me voorstellen dat zijn leidinggevende hem liet doormodderen. 
Ik vond het zorgelijk. Ik had gezien hoe hij er aan onderdoor ging, maar het lukte hem niet dit toe te geven en zo de situatie te veranderen. Hij zag het als falen, een brevet van onvermogen. Je mocht toch niet zeggen dat het je frustreerde, dat je ervan baalde dat er geen rekening met je werd gehouden, dat er voortdurend over je grenzen werd gegaan.
Het heeft echter zoveel meer effect als je kunt aangeven ‘Zo kan ik niet werken. Dit is onmogelijk. Dit trekken we niet. Dit trek ik niet.’ Vooral als je gespreksgenoot daarbij voelt dat je het meent en wat het met je doet. 
Als je je irritaties, boosheid, werkstress en frustratie ontkent, gaan deze gevoelens, om het maar even te vertalen in computertermen, als een virus woekeren. Dit kan leiden tot een vastlopen van je systeem. Het wachten was op een burn-out.
Een andere teamleider oefende een gesprek waarbij hij een medewerker moest ontslaan. Hij begreep niet dat ik als zijn tegenspeler in opstand kwam. Hij volgde toch de procedures? 
Het lukte hem niet te reageren op mijn frustratie, boosheid, verdriet, wanhoop. Alle gevoelens die bij een ontslaggesprek naar voren kunnen komen, stuitten op een muur van onbegrip. Op deze manier gingen de projectleider en de medewerker niet op een goede manier uit elkaar. Iets dat toch belangrijk is, want het is een kleine wereld, je komt elkaar tegen en slechte reclame voor je bedrijf is ook niet welkom. Daarnaast is het ‘gewoon’ menselijk om aandacht te hebben voor wat een slecht bericht met iemand doet en deze klap samen op te vangen. Toch? 
Niet bij deze groep. Gevoelens, welke dan ook, bleken een verboden woord bij deze IT-managers. Op een gegeven moment noemden ze het lacherig ‘the f-word’: Feelings. Zodra er iets ter sprake kwam dat leek op gevoel, werd er gegniffeld en schoof men onbewust een stukje naar achteren.
Ontslagen worden, brengt gevoelens met zich mee. Omkomen in je werk ook. Gevoelens zijn menselijk. Een van de grote verschillen tussen een mens en een computer is dat een mens gevoel heeft. Het was hier echter of ik me door een computer liet ontslaan. Zelfs een ‘Ik zie dat je het moeilijk hebt’ kon hij niet uit zijn strot krijgen.
Op het laatst riep ik dan ook verbijsterd ‘You are no robot.’ Waarop een andere deelnemer me subtiel op het verschil wees ‘No, his name is Robert.’
Er is nog een lange weg te gaan.

dinsdag 21 augustus 2018

Fouten maken mag

Bij theatersport is één van de regels dat je vooral fouten moet maken. Fouten zijn namelijk leuk in het spel. Het publiek kijkt verwachtingsvol toe hoe jij je uit situaties redt en geniet als dit je lukt. Bovendien geeft het idee dat fouten maken mag, je als speler veel vrijheid. Je hoeft niet zo na te denken over wat je gaat zeggen en schakelt daarmee je kritische stem, die bij veel mensen zeer actief is, uit.

Fouten maken in het echte leven vinden veel mensen, ik eerlijk gezegd ook, niet zo prettig. Je wilt het graag goed doen. Maar wat is goed en wat is fout?

Bij een rollenspel was ik een keer behoorlijk direct tegen een cursist. 'Je praat alsof ik een kind ben', zei ik. Ik wachtte gespannen of ze dit aankon, of ik niet te ver was gegaan. Je moet als trainingsacteur steeds inschatten wat nog zinvol is voor een cursist, wat iemand aankan en waar die van kan leren.  Ze schrok, bleef even stil, zei toen 'oh, dat is niet de bedoeling. Laat ik het anders zeggen' en ging door. Briljant. Ik vond het knap hoe ze overeind bleef, kritiek incasseerde en naging of ze, zonder zichzelf geweld aan te doen, ander gedrag kon tonen om te bereiken wat ze wilde.
Na afloop zei ze echter dat ze van binnen helemaal van slag was van deze 'fout'.
Het was geen fout. Mijn botte opmerking (je moet soms provoceren als trainingsactrice) was een uiting van hoe haar gedrag op mij overkwam, het was mijn interpretatie. Ik ben daarbij een spiegel, ik waarschuw hoe iets over kan komen. Maar dan is het nog niet 'fout'. Bij een ander werkt haar manier van praten mogelijk wel. Het gaat om het bewust worden van je communicatie. En dat je je realiseert dat je meer tools in je communicatiekist hebt, dat je je kunt aanpassen waar dat nodig is, en dus prima met kritiek om kunt gaan en in gesprek kunt blijven.
En daar gaat het om. Dat je, zonder jezelf te forceren in gedrag dat niet bij je past, je afstemt op de ander. Bij de een werkt het linksom, bij de ander rechtsom. Bij de een moet je heel direct zijn, bij een ander kun je beter iets omzichtiger zijn. Bij de een kun je praten als een kind, valt het niet eens op, de ander wil graag als volwassene toegesproken worden.
Dit leer je al doende. Soms in de loop der jaren, maar vaak al gewoon binnen het gesprek zelf. Als je goed naar de ander kijkt en luistert, geeft deze in het algemeen voldoende signalen of het gesprek nog loopt of niet. Deze signalen geef je zelf overigens ook.
Nu moet je alleen wel oppassen met een te snelle interpretatie. Je weet bijvoorbeeld niet of iemand wegkijkt omdat hij niet geïnteresseerd is, weg moet, afgeleid wordt, aan het nadenken is of dat er iets anders aan de hand is. Maar daar kun je wel achterkomen. Door het bijvoorbeeld te vragen. 'Snap je wat ik bedoel?' of 'Is er iets?' of 'Moet je weg?' of duizend andere vragen. Wat de 'goede' vraag is, ontdek je pas door een vraag te stellen en te letten op de reactie.
Je kunt je 'fouten' altijd herstellen door bijvoorbeeld te zeggen 'Oh, dit komt niet goed over.' of 'Zo bedoel ik het niet.' of 'Ik merk dat het anders overkomt dan ik bedoeld heb' of...
Communicatie is een proces van continue feedback en bijstellen. Het klinkt nog niet zo makkelijk, maar echt fouten maken kun je gelukkig niet.

dinsdag 29 mei 2018

Sterk zijn

We leggen onszelf vaak veel druk op. We willen graag die sterke persoon zijn die alles aankan. We willen carrière maken, de perfecte partner zijn, in een mooi, opgeruimd en goed onderhouden huis wonen, een liefhebbende ouder zijn die er altijd voor de kinderen is en altijd met een goed humeur verstandige dingen zegt, we willen goed voor onze ouders zorgen, een attente buur zijn, onze vrienden bijstaan als ze ons nodig hebben, sociaal en maatschappelijk actief zijn, etc. etc.
Op zich klinkt het reëel. Je bent actief, betrokken en zorgt goed voor je omgeving.

Maar wat gebeurt er met je als het een keer (of vaker) niet lukt, als je een fout maakt, een verjaardag vergeet, boos wordt op je kinderen, het huis een zootje is, of als je ergens geen tijd of zin in hebt? Wat zeg je tegen jezelf, hoeveel druk leg je jezelf op, hoe streng of hoe lief ben je voor jezelf?
De kritische stemmen die de meesten van ons in ons hoofd hebben, mogen best eens tegengesproken worden.

In dit filmpje (Iyanla Vanzant bij Oprah Winfrey) de wijze les om eerst goed voor jezelf te zorgen. Als je zoveel geeft dat je jezelf opoffert, maak je de ander onbewust en ongewild een dief. Omdat die van jou neemt wat jij zelf nodig hebt.

Je kunt niet alles. Het is juist sterk om vaker nee te zeggen en om fouten te (mogen) maken. Je bent ook maar een mens. Zorg goed voor jezelf. Wees mild voor jezelf.

vrijdag 2 februari 2018

Ode aan het Nederlands

We hebben steeds meer de neiging Engels te gebruiken in het onderwijs, in social media (ik bedoel maar) en in ons dagelijks taalgebruik. Misschien is het mijn leeftijd en ga ik onvoldoende met mijn tijd mee, maar ik houd van het ouderwetse Nederlands. De nuance die het juiste woord aanbrengt. De klank van een letter. Hoe klanken werelden herbergen zoals in ‘het wasgoed dat wappert in de wind’. Ik zie het voor me dankzij de weifelende w van wie, wat, waar, wanneer, waarom, maar ook van wiebelen, wankelen, waggelen, wouwelen, woelen en wentelen.
Wij Nederlanders blijken vooral veel variatie in scheldwoorden te hebben. Geïnspireerd door de klank van een letter. Zoals de stiekeme, sluwe en slimme s van smiespelen, snaaien, steggelen, sjoemelaar, schorremorrie, schuinsmarcheerder, secreet, serpent, sjacheraar, snoever, schelm, smiecht, schavuit, schobbejak en snoodaard. Of juist de stomme s van slappeling, slampamper, slapjanus, scharminkel, schijtlijster, schlemiel, stoethaspel, stakker, stumper, sukkel, sufkop en sul die slist, stamelt en stottert en loopt te slabakken.
Woorden als oelewapper, klaploper, linkmiegel, knurft, tuig van de richel, nozem, duivelsgebroed, vlegel, doerak, dondersteen, donderstraal, lulletje rozenwater, flapdrol, lapzwans, minkukel, branieschopper, droogstoppel, belhamel, bengel, blaaskaak, droplul en melkmuil. Een heel rijtje en lang niet compleet. Misschien denk je nu, wat loop je te raaskallen, bekokstoven of konkelefoezen? Ben je helemaal belatafeld? Misschien vind je het quatsch, geneuzel of apekool of begrijp je er geen snars of sikkepit van. Maar sta eens stil bij de verschillende klanken.
De fijne letter f met zijn frunniken, frutselen, friemelen en finesse alsook flitsen en flikkeren en het prachtige flikflooien, foeteren, frapperen, fratsen en fnuikend. Niet slechts de gemene gluiperd, gespuis, geteisem, gajes, gladjanus, maar genieten van de g in gniffelen, grinniken, gnuiven, gieren, grijnzen, grimassen, ginnegappen, giechelen, giebelen en grapjas of de g-klank in schaterlachen, schertsen, schuddebuiken en schik hebben.
Bijzonder hoe klank en betekenis verbonden zijn. De denderende d van donderen, draven, daveren, duwen, drammen, doordrukken, dreunen, donderjagen en door, door, door, tegenover het deemoedige drentelen, dralen, dreinen, dreutelen en deinzen. De petieterige en precieze p van het peinzen, prakkezeren, pruilen, puzzelen, punniken, peuren, peuteren en peuzelen.
Klank kleurt het woord zoals de koutende k met zijn keuvelen, kijven, kiften, kakelen, konkelen, klikken, kissebissen, kletsen en klessebessen, maar ook kukelen, koekeloeren en jawel, klaploper. De haperende h van huiveren, huppen, hakkelen, hannesen, hikken, horten, hakketakken en oké, hittepetit. De likkebaardende l met zijn lillend, lallend, lol en lellebel. De zanikende z van zemelen, zeuren, zwetsen, ziften en zeveraar. De belegen b met zijn banjeren, bakkeleien, beuzelen, bedotten, beduvelen, botvieren, bekonkelen, bruuskeren, berispen, beschimpen, bestieren, bezoedelen en besodemieteren. Toch ook wel weer veel negatieve woorden. Daar zijn we blijkbaar creatiever in.
Ik ben benieuwd van welk woord jij gaat glimmen en glunderen. Misschien is het weer mijn hang naar de traagheid van weleer, maar ik geniet vooral van lanterfanten en flierefluiten.